#Psychiatrisch Ziekenhuis..

Gepubliceerd op 13 december 2022 om 10:47

Psychiatrisch Ziekenhuis

Een paar uur later op de dag van 16 oktober 2016 word ik binnengebracht bij GGZ. Ik dacht dat ik er na het bezoekje in de binnenstad bij de beste mevrouw, die in wel heel korte tijd mijn diagnose stelde, er mooi vanaf was gekomen. Maar helaas, eenmaal thuis aangekomen werd mijn moeder gebeld met de vraag of we binnen een uur konden langskomen.

Mijn moeder brengt me erheen en gaat mee; dat doet ze hierna de komende periode bij elke cursus en afspraak totdat ik het alleen aan kan. Inmiddels ben ik zo in de war en vraag ik me echt steeds af of er eigenlijk helemaal niets aan de hand is en ik gewoon een nachtmerrie heb.

Om half vijf komen we aan bij het gebouw. We moeten via de zij-ingang naar binnen, wat ik gek vind. Alsof je undercover naar binnen wordt gesluisd. Er wacht ons een vriendelijke mevrouw en we lopen via de trap naar de derde verdieping. Het voelt alsof ik in een film zit, een hele slechte B-film. Ik laat het op me afkomen en kijk om me heen. Overal zie ik een soort hangnetten van staal of ijzer, ik weet het niet. Het lijkt erop dat ze voor de sier zijn. Mijn moeder kijkt er ook naar. Het ziet er zo vreemd uit; je kunt niet naar beneden kijken, want de netten zijn bezaaid met groene blaadjes, een soort versiering. Maar dat is het niet. Het is om je op te vangen als je er “niet” per ongeluk overheen valt, en het geeft me kippenvel tot aan mijn tenen. "Nou mam," fluister ik, "ze hebben hier in ieder geval al gedacht aan mijn acrobatische talenten. Misschien kan ik me aanmelden voor het circus.

De vriendelijke vrouw begint te praten. "Hier in deze gang zijn we voor de opnames, hier is nog een plekje vrij." Opnames?? Voor wat?? Willen ze me hier wegstoppen?? En ik heb niet eens wat gedaan. Ik heb letterlijk niks gedaan. Alles is wit. Oh, wat heb ik een hekel aan wit. Het is kaal; het lijkt op de penitentiaire inrichtingen waar ik ben geweest voor werk, maar dan met een gouden randje. Maar zelfs dat gouden randje wil ik niet. Ik moet hier weg. Ik kan hier niet blijven. Ik moet Prins nog uitlaten. "Misschien kan ik hem bellen," denk ik, "maar ja, honden kunnen nog steeds niet praten, zelfs niet met een psychose."

Ik kijk mijn moeder aan als de vrouw in stevige pas door de gang loopt. "Mam, mam, mam, mam," sis ik. "Mam, alsjeblieft, nee, haal me hier weg. Je laat me toch niet hier?? Alsjeblieft mam." Ze knijpt haar ogen dicht en schudt nee. Ze pakt mijn arm vast. Gelukkig, want anders had ik keihard gaan schreeuwen en dat zou denk ik niet best aflopen, misschien wel een separatie als pleister op de zere wond. Mijn moeder loopt met mij de kamer van de psychiaters binnen.

Er zijn drie mensen in de kamer. Ze hebben allemaal een diersoort in hun achternaam, wat ik grappig vind en wat de situatie voor mij nog ongelooflijker maakt. Volgens mij zijn het alle drie psychiaters. Eén ervan ziet er zo streng maar ook zo intelligent uit; dat moet vast de hoofdpsychiater zijn of een dokter. Ja, dat is het, ik heb nu echt een dokter nodig die mij vertelt dat ik mijn been op zestien plaatsen heb gebroken en dat het met een paar weken overgaat. "Als ik geluk heb krijg ik misschien gips met glitters erop," schiet door mijn hoofd. Ik overweeg te vragen of ze naast pillen ook een stickerboek hebben, maar besluit dat het beter is om dat voor mezelf te houden.

Er worden allemaal vragen gesteld aan mij, maar als ze merken dat ik weinig nuttigs te melden heb, dat ik niet bij het onderwerp kan blijven, dat ik begin te trillen als een rietje van de adrenaline, dat ik bij de vraag: "Wat is een koe?" over een lepel begin te praten, en als ik dan ook nog uit het niets mijn stem verhef, dat mijn lange haar knal paars geverfd zijn, wil denk ik ook niet mee werken. Dan knijpt mijn moeder in mijn been. Dat helpt. Ik vertrouw haar. Ze doet het meerdere keren en ondanks dat ik de weg compleet kwijt ben, vertrouw ik mijn moeder. Ze is de sterkste vrouw die ik ken en ik vertrouw haar met heel mijn ziel en zaligheid. Ze neemt het gesprek over.

Er wordt gesproken over de opname, waarop mijn moeder aangeeft dat ik geen gevaar ben voor mezelf of de samenleving, dat ze mij mee naar huis neemt en dag en nacht bij mij blijft, dat mijn vader ook thuis blijft van zijn werk.

Ik heb een manische psychose, dus hoogst waarschijnlijk een Bipolaire Stoornis type 1, ook wel Manisch Depressief genoemd. Maar ik noem het liever Bipolair, Klinkt gewoon beter.

Ik krijg een lijst vol medicatie mee, onwetend over wat dit voor bijwerkingen met zich mee gaat brengen en er komt twee keer per dag een psychiatrisch verpleegkundige bij ons kijken.

Nu ik thuis tot rust ga komen en ziek ben gemeld van werk, begin ik totaal van de wereld te raken en te leven in mijn eigen realiteit. Soms dacht ik nog dat het door al die medicijnen kwam, maar dat is natuurlijk niet zo. Dat besef kwam drie weken later.

De weken die volgden waren een rollercoaster. Mijn emoties wisselden elkaar in hoog tempo af. Het ene moment voelde ik me euforisch en had ik het gevoel dat ik de hele wereld aankon, terwijl ik het volgende moment niet wist hoe ik de dag door moest komen. Mijn ouders hielden me constant in de gaten, bang dat ik iets zou doen wat ik later zou betreuren. Slapen ging nauwelijks, de nachten waren lang en vol gedachten die als een sneltrein door mijn hoofd raasden. Op een gegeven moment grapte ik tegen mijn moeder: "Misschien moet ik maar eens aandelen kopen in cafeïnepillen, dat lijkt me nog een beter idee dan slapen." “Echt geen totaal geen zin in innn” Ze kon er niet om lachen. "Ach mam," zei ik, "een dag niet geslapen is een dag niet geleefd, toch?"

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.